Zorgen voor een ander mag niet bestraft worden

“Iemand die voor een ander zorgt mag daardoor niet financieel benadeeld worden”, zei 50PLUS-senator Martin van Rooijen in de Eerste Kamer. Een wetsvoorstel van de regering leidt tot een slechtere situatie; 50PLUS is daar tegen.

Zorg - Foto: Harry Breugom

Het is heel vreemd dat uit oogpunt van participatie het zorgen voor een familielid of naaste financieel bestraft gaat worden, vindt 50PLUS. “Zorgen voor je naasten of dierbaren zou vanuit de samenleving gefaciliteerd moeten worden in plaats van afgeremd”, zei Martin van Rooijen in de Eerste Kamer.

Hogere kosten
Als dit kabinet zijn zin krijgt, wordt samenwonen met een gemeenschappelijke huishouding waarbij de ene de ander verzorgt onmogelijk gemaakt, louter vanwege financiële redenen. “Dat zal leiden tot hogere kosten voor de samenleving doordat de zorgbehoefte geheel moet worden ingevuld door derden, niet zijnde bloedverwanten of dierbaren”, aldus senator Martin van Rooijen.

 

Lees hier de inbreng van Martin van Rooijen bij het debat over het opheffen van discriminerend onderscheid tussen bloedverwanten in de tweede graad en anderen die een gezamenlijke huishouding voeren waarbij sprake is van zorgbehoefte:

“Vandaag behandelen we een uitzonderlijk wetsvoorstel waarbij het opheffen centraal staat van het discriminerend onderscheid tussen bloedverwanten in de tweede graad en andere niet-bloedverwanten die een gezamenlijke huishouding voeren waarbij een zorgbehoefte bestaat.

Het destijds aangenomen amendement moet ongedaan worden gemaakt waarbij juist een wettelijke uitzondering gemaakt werd voor mensen die verwant zijn in de tweede graad en niet-verwanten die een gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij de zorgbehoefte van de een voorop staat om zodoende de zorg te kunnen leveren die anders door een professionele zorgverlener moet worden verricht, waarbij geen rekening hoefde te worden gehouden met de middelen van de partner.

Dit omdat deze afwijkende bepaling van bloedverwanten in de tweede graad discriminerend zou zijn ten opzichte van niet-bloedverwanten zoals bepaald door Centrale raad van Beroep en de Hoge Raad.

De regering meent dat de meest reële optie is om deze uitzondering voor bloedverwanten dan maar te schrappen in plaats van deze te handhaven en deze ook in te voeren voor de groep niet-bloedverwanten. Zij baseert deze opvatting op het feit dat dit niet zou stroken met het uitgangspunt van de Participatiewet ter beoordeling of iemand in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering.

De regering gaat er volledig aan voorbij dat het een volstrekt reële juridische optie is om het discriminatoire aspect tussen bloedverwanten en niet-bloedverwanten gelijk te trekken, zodat samenwonende personen met een gemeenschappelijke huishouding waarbij de zorgbehoefte als onderdeel geldt in zijn algemeenheid geheel gelijk behandeld kan worden.

Dit is een politieke keuze van de regering en geen juridische. Want het doel van de Participatiesamenleving of Participatiemaatschappij was gericht op het streven naar bezuinigingen. Vanwege steeds stijgende kosten wil deze regering de verzorgingsstaat beperken door middel van het overdragen van steeds meer taken aan de individuele burger. Hoe vreemd is het dat uit oogpunt van participatie – het zorgen voor een familie of naaste – dit financieel bestraft gaat worden.

Zorgen voor je naasten of dierbaren zou vanuit de samenleving gefaciliteerd moeten worden in plaats van afgeremd.

Is de minister het met 50PLUS eens dat iemand die voor een ander zorgt daardoor niet financieel benadeeld moet worden? Het wetsvoorstel leidt tot een slechtere situatie, omdat het schrappen van de uitzondering het moeilijker maakt om voor je familie of naaste te zorgen. De ruimere overgangstermijn en inzet die gemeenten kunnen toepassen om schrijnende situaties te voorkomen zijn lapmiddelen, aldus ook de brief van de Ieder(in) van 12 mei, samen met de landelijke Cliëntenraad, Mind, Federatie Opvang en Mantelzorg NL.

In de brief van Ieder(in) d.d. 12 mei 2020 wordt gewezen op het vereiste om ondanks de eerdere aangehaalde uitspraken van de Centrale Raad van Beroep en de Hoge Raad dit wetsvoorstel te toetsen aan het VN-verdrag Handicap van het College voor de rechten van de mens. Internationale verdragen gaan boven nationale wetgeving.

Heeft de minister dit wetsvoorstel getoetst aan dit VN-verdrag? Klopt het dat door afschaffing van het thans gekwalificeerde discriminerend onderscheid tussen bloedverwanten en niet-bloedverwanten een nieuw discriminerend onderscheid ontstaat?

Immers het onderscheid tussen de groep mensen met een bijstandsuitkering die de zorgbehoefte vervult en de groep zonder bijstandsuitkering waardoor de eerste groep met een financiële achteruitgang wordt geconfronteerd. Mensen zonder bijstand kunnen wel gaan samenwonen om voor elkaar te zorgen. Mensen met een bijstandsuitkering worden financieel gestraft als zij voor iemand gaan zorgen en om die reden gaan samenwonen.

Hoe valt dit te rijmen met de bestaanszekerheid van de zorgverlener en lijdt deze verslechtering van de inkomenspositie van zowel de zorgbehoevende als de zorgverlener geen indirecte strijd op met de beginselen van het VN-verdrag?

50PLUS meent dat het argument om niet over te gaan tot het verbreden van de doelgroep naar niet-bloedverwanten niet zou passen bij het karakter van de Participatiewet een volstrekte drogreden is.

De werkelijke reden is een politieke ideologie waar waarvan bepaalde categorieën in de samenleving de dupe worden, met als resultaat dat samenwonenden met een gemeenschappelijke huishouding waarbij de ene de ander verzorgt vanwege louter financiële redenen onmogelijk wordt gemaakt.

Dit zal leiden tot hogere kosten voor de samenleving doordat de zorgbehoefte geheel moet worden ingevuld door derden, niet zijnde bloedverwanten of dierbaren.”

© 26 mei 2020