Debat Eerste Kamer over correctief referendum

Martine Baay in de Eerste Kamer - Foto: Serge LigtenbergDe inbreng van senator Martine Baay bij het plenaire debat over het Initiatiefvoorstel-Van Raak ‘Opneming in de Grondwet van bepalingen inzake het correctief referendum’ in de Eerste Kamer op 19 januari 2021.

“Laat ik beginnen met het uitspreken van onze waardering naar de initiatiefnemer toe. Dank namens 50PLUS voor het verrichten van het vele werk, tijd en energie wat nu eenmaal gepaard gaat met indiening van een initiatiefwetsvoorstel.

50PLUS is altijd een voorstander geweest van bindende referenda over zwaarwegende wetsvoorstellen die een grote invloed hebben op het leven van de burgers. Van oudsher staat dat in ons verkiezingsprogramma. 

De weg van het houden van een bindend correctief referendum is een lange geweest. Als we terug in de geschiedenis gaan ontstond de behoefte aan het houden van een volksraadpleging al begin van de vorige eeuw.

Want ondanks dat géén recht op volksraadpleging bestond werd in echt zwaarwegende gevallen toch de mening van de burgerij gevraagd. Zo werd in het plaatsje Hillegom in 1906 een lokaal referendum gehouden over de vraag of de inwoners liever een jaarlijkse kermis of een volksfeest wilden. Omdat de uitslag fifty/fifty was, werd besloten tot het houden van beide. Mijns inziens een uitstekend compromis.

In Naarden werd in 1912 een lokaal referendum gehouden over afschaffing van de kermis omdat die voor zoveel overlast zorgde. Het zal geen van u allen verbazen dat een ruime meerderheid voor het behoud van de kermis stemde.

Deze voorbeelden geven wel aan hoe belangrijk het is dat – buiten de verkiezingen om – op gezette tijden raadpleging kan plaatsvinden en een oordeel kan worden gevraagd aan de Nederlandse kiezer. Dit dient niet alleen te geschieden via een vertegenwoordigende democratie maar ook in een vorm van directe democratie.

In 1999 sneuvelde een wetsvoorstel voor het referendum in deze Kamer vanwege 1 tegenstem.
Vervolgens kwam op 1 juli 2015 een afgezwakte vorm terug, het raadgevend referendum. Dit werd gezien als een geschikt middel om de invloed van burgers op het beleid te vergroten, maar was geen lang leven beschoren.

Na 3 jaar en slechts 2 referenda verder werd het wetsvoorstel Intrekking Wet raadgevend referendum op 10 juli 2018 aangenomen met 40 stemmen voor intrekking en 35 tegen waaronder die van 50PLUS.

Dan terug naar het heden.
Vandaag behandelen we het correctief referendum wat inhoudt dat een wetsvoorstel eerst bekrachtigd kan worden nadat over dit voorstel een referendum is gehouden. Tenzij is vastgesteld dat daarover geen referendum noodzakelijk is.

Uitgangspunt van dit voorstel is gebaseerd op het rapport van de Staatscommissie-Remkes en het advies van de Raad van State die beide concludeerden dat het parlementaire stelsel meer toekomstbestendig moet worden gemaakt.

De gedachte is dat het houden van een referendum bij kan dragen tot het dichten van de kloof tussen overheid en de kiezers, die kloof lijkt steeds groter te worden. Want als wetten worden aangenomen waar de meerderheid van de bevolking het absoluut niet mee eens is moet dat gecorrigeerd kunnen worden.

Referenda kunnen zorgen dat meer draagvlak ontstaat bij de bevolking voor het beleid en meer betrokkenheid over belangrijke maatschappelijke vraagstukken. De informatievoorziening en voorlichting over belangrijke thema’s zal uitgebreider moeten worden gedeeld om het publiek niet langer buiten te sluiten. Want gevolg zou kunnen zijn dat het aangenomen wetsvoorstel alsnog na het houden van een referendum sneuvelt. Zo kan de kiezer de politici terechtwijzen.

Kanttekeningen
Is het dan enkel een jubelverhaal of kleven aan dit correctief referendum ook nog nadelen? 50PLUS maakt een paar kanttekeningen bij dit voorstel.

Terecht wijzen ook andere fracties op het mogelijke gevaar dat rechten van minderheden of bescherming van hun belangen verloren dreigen te gaan in die van de meerderheid. Hoe denkt de initiatiefnemer te garanderen dat deze belangen van minderheden ook altijd geborgd worden?

Duidelijk mag zijn dat de informatievoorziening over een wetsvoorstel van cruciaal belang kan zijn om de burger voldoende in te lichten zodat deze een wel afgewogen keuze kan maken. Met de 2,5 miljoen laaggeletterden in Nederland voorziet 50PLUS hierin een probleem.

Hoe bereik je de meest kwetsbare groepen in de samenleving? Gaat dit naar analogie van het aangenomen wetsvoorstel Actieve Donorregistratiesysteem door bijvoorbeeld veel reclamespots uit te zenden? Is het realistisch te verwachten dat dit middel ook wordt ingezet bij te houden referenda?

Graag hoort mijn fractie van zowel de initiatiefnemer als de minster op welke wijze zij denken hoe deze noodzakelijke verschaffing van informatie aan de minder makkelijk bereikbare groepen dient te geschieden.

Een tweede vraag aangaande de informatievoorziening betreft de juiste voorlichting van de gevolgen en consequenties van de aangenomen wet. Hoe voorkom je dat zogenaamde desinformatie de overhand krijgt? Kan überhaupt onjuiste informatie gefilterd worden? En zo ja, op welke manier dan?

Dan kom ik nu op de aangenomen amendementen in de Tweede Kamer. Mijn fractie vindt het een verbetering dat ook gemeenten, provincies en waterschappen de mogelijkheid verkrijgen voor het houden van referenda.

Het amendement Sneller bepaalt dat internationale verdragen niet zijn onderworpen aan referenda. Dit geldt dus tevens voor verdragen waarbij soevereiniteit wordt overgedragen. Overdracht van soevereiniteit is bij uitstek een onderwerp waarover het volk een beslissende stem zou moeten hebben.

Mijn fractie in deze Kamer betreurt deze algehele uitsluiting, het ware beter geweest als deze enkel van toepassing zou zijn geweest op de gemengde verdragen. Graag hoort mijn fractie of de initiatiefnemer deze mening deelt.

Ik meldde hiervoor dat het wetsvoorstel voor het referendum in 1999 tijdens de zogeheten Nacht van Wiegel met 1 stem werd tegengehouden. De democratie als staatsvorm waarbij het volk regeert, door middel van een volksvertegenwoordiging zijnde het parlement, had gesproken.

De helft plus 1 bepaalt de meerderheid. Elk besluit dat daaruit voortvloeit is een democratisch genomen besluit. Door het amendement van Van der Graaf is de uitkomstdrempel bepaald op de meerderheid (de helft +1) van het aantal kiezers dat bij de meest recente Tweede Kamerverkiezingen zijn stem heeft uitgebracht. Dit impliceert een hogere uitkomstdrempel dan de door de Staatscommissie geadviseerde van 33,3%. Hoe hoger een uitkomstdrempel wordt gesteld, hoe hoger de opkomst moet zijn om die drempel te halen.

In antwoord op de vragen van de PvdA en 50PLUS antwoordde de initiatiefnemer in de Memorie van Antwoord dat de praktijk zal moeten uitwijzen of deze verhoogde drempel een ‘onneembare horde’ zal blijken te zijn.

In feite zegt de initiatiefnemer hiermee dat hij het effect van deze verhoogde uitkomstdrempel niet kan inschatten.

Mijn vraag is dan: Hoe kunnen wij als Eerste Kamerleden een juiste afweging maken over voorliggend voorstel als onduidelijk is welk effect de verhoogde uitkomstdrempel heeft op de uitvoerbaarheid in de praktijk?

Immers het bindend correctief referendum moet de bevolking een reële mogelijkheid bieden, het mag geen “wassen neus” worden. Graag een reactie van de initiatiefnemer.

De minister antwoordt bij brief d.d. 13 november 2020 dat de uitwerking van de verhoogde uitkomstdrempel in de praktijk afhankelijk is van verschillende factoren. Zij noemt expliciet het onderwerp dat ter stemming voorligt. Mijn fractie interpreteert dit als volgt.

Meer tot de verbeelding sprekende onderwerpen zullen ervoor zorgen dat burgers zich intensiever betrokken voelen en daardoor ligt het in de rede dat dit leidt tot een hoger opkomstpercentage. Onderkent de minister het gevaar dat bij minder aansprekende onderwerpen de betrokkenheid mogelijk afneemt terwijl de gevolgen van zo’n wet misschien wel ingrijpender zijn dan die van ‘populaire’ kwesties. Hoe denkt de minister dit te kunnen ondervangen?

De minister geeft aan dat het houden van een referendum tegelijkertijd met een andere stemming of verkiezing het opkomstpercentage kan beïnvloeden. Deze redenering van de minister snijdt hout.

Graag hoort 50PLUS of zo’n samenvoeging (referendum en verkiezing) dan bewust zal gaan plaatsvinden of juist bewust separaat wordt gehouden zodat je daarmee het opkomstpercentage als het ware kunt sturen. Deze manier van manipuleren is in de ogen van 50PLUS onwenselijk.

Graag een antwoord van de minister of zij dit gevaar onderkent en hoe zij denkt deze manipulatie tegen te kunnen gaan.”

© 19 januari 2021