Opinie: ‘Barsten in onze provinciale democratie’

groningen1608

De verkiezingen voor de Provinciale Staten werden door landelijke thema’s gedomineerd, maar dat hebben de provincies ook aan zichzelf te wijten. Foto Archief Corné Sparidaens

Dagblad van het Noorden, 16 augustus 2019

De provinciale overheid is te veel een instituut dat zich beperkt tot kerntaken. Zij vervult haar democratische rol pas goed als zij als hoeder van de burger optreedt, weet wat die nodig heeft en daarnaar handelt.

Ondergesneeuwd door de verkiezingen voor de Eerste Kamer, deden de provinciale verkiezingen van maart er niet echt toe. Het in het zadel houden van het kabinet Rutte III was tot belangrijkste inzet van de stembusstrijd gemaakt. Het provinciale beleid werd daarmee ondergeschikt aan het landsbelang. Dat dit kon gebeuren, heeft voor een groot deel te maken met een te gering democratisch gehalte van de (provinciale) overheid zelf.

 

Wanneer je het boeltje democratisch zuiver wilt houden, zouden alle overheden zich veel meer moeten bezighouden met wat er leeft onder de burgers. De provincies zijn hun rol aan het herijken om een juiste taakverdeling tussen hen en de gemeenten te bewerkstelligen. Prima, maar ze zouden er goed aan doen nog veel krachtiger naar voren te treden als het gaat om heikele kwesties die de burgers beroeren. Op enkele hoofdpunten na weet de burger vaak niet eens waar de provincie precies voor staat. Een veeg teken. 

Kleur bekennen

Veel zaken (voornamelijk in het sociale domein) liggen nu op het bordje van de gemeenten, die daarmee een steeds prominentere rol spelen. Zij aan zij met de gemeenten zou ook de provinciale overheid middenin de samenleving moeten staan, kleur durven bekennen. Het kan leiden tot een win-win situatie om de afzonderlijke gemeenten nóg beter op een lijn te krijgen, vooral daar waar het (on)rechtvaardigheidsgevoel van de burger in het geding is. De verschillen tussen gemeentelijke belastingen zijn bijvoorbeeld onevenredig groot, het gelijkheidsbeginsel wordt op dit onderdeel met handen en voeten getreden. Meer eerlijke richtlijnen zijn een pre en de provincie kan tegelijkertijd aanjager zijn van constructief intergemeentelijk overleg en samenwerking. Het moet gezegd worden, de Provinciale Staten hebben genoeg op hun bordje liggen, maar het is een kwestie van hoe je de dingen organiseert en welke prioriteiten je stelt.

Technocratisch

De provincie is nu nog veel te veel een instituut dat opgezadeld is met een aantal kerntaken als milieu, ruimte, energie, verkeer en vervoer, die zich vooral toespitsen op modelmatig denken en technocratisch handelen. Echter, aan samenhangende problematiek waar elke burger mee te maken heeft, brandt zij liever niet haar vingers, om ook vooral niet de gemeenten, dan wel de regering voor de voeten te lopen.

Twee voorbeelden: 

De aardbeving-problematiek: had de provincie Groningen al niet veel eerder als plichtsgetrouwe Quasimodo de klok kunnen luiden om de uitzuiging van de bodem een halt toe te roepen? Of had zij op z’n minst niet royaal kunnen profiteren van de rendementen zodat ze zelf direct en ruimhartig alle schades had kunnen afhandelen? 

En dan de windmolens in het Veenkoloniale gebied en nabij Meeden: het feit dat het Rijk onderhandelde met boeren over locaties en daar grof geld voor neerlegde was bijna de goden verzoeken om tweespalt in de samenleving tot stand te brengen, aangezien elk democratisch appèl ontbrak en alleen de boeren er beter van werden. Elke lokale ondernemer die nu betrokken is bij de aanleg van de infrastructuur en de bouw van de molens, is op voorhand verdacht en daarmee het mikpunt van chantage en sabotage geworden. De verantwoordelijke minister hield zich uit de wind.

De windterreur is niet goed te praten, maar wel verklaarbaar als mensen ijzerenheinig in de tang worden genomen, gedevalueerd tot onmondige burgers. 

Braafste jongetje

De provincie hoeft niet als het braafste jongetje van de klas toe te kijken hoe het rijk en de gemeente haar burgers maatregelen door de strot douwt. Het weken vast zetten en verhoren van verdachten bij gebrek aan overtuigend bewijs, hoort ook niet thuis in een democratische rechtsorde als de onze. Het is een daadstelling om toekomstig windmolenterreur te ontmoedigen, doch wel eentje die tegelijkertijd de rechtvaardigheid en de democratie om zeep helpt en vooral past binnen de categorie machtsvertoon; dat wat je zou verwachten binnen een dictatuur. De democratie vertoont duidelijk barsten.

Johan ten Hoove en Dinah Hagedoorn zijn fractievoorzitter en commissielid van 50PLUS in de provincie Groningen.