Initiatief wetsvoorstel financiële defensieverplichtingen
De Eerste Kamer behandelde op 16 juni het Initiatief Wetsvoorstel Financiële Defensieverplichtingen. Senator Martin van Rooijen voerde namens 50PLUS het woord
Hierna volgend de tekst van de inbreng:
Voorzitter, voor ons ligt een sympathiek ogend initiatief van de overkant van leden van SGP, VVD, CDA, Volt, NSC, D66, JA21 en CU dat bedoelt om een ondergrens voor de defensie-uitgaven wettelijk vast te leggen.
Sympathiek ogend omdat het wil voorkomen dat er weer een situatie zou kunnen ontstaan dat Nederland zijn landsverdediging niet op orde heeft dan wel dat ons land niet voldoet aan zijn verdragsverplichtingen jegens ons militair bondgenootschap de NAVO of vergelijkbare Europese verplichtingen.
Inmiddels scoort dit voorstel ruim beneden de norm die de huidige Amerikaanse regering van zijn bondgenoten verwacht, namelijk 5%, of in elk geval 3,5%, in plaats van de hier voorgestelde 2%.
Mijn eerste vraag luidt dan ook of de indieners kunnen ingaan op dat verschil en kunnen zij hun inzichten delen met ons of deze Amerikaanse eis redelijk en realistisch is?
Voorzitter, ik noemde het voorstel “sympathiek ogend” omdat ook mijn fractie zich in het verleden vaak zorgen heeft gemaakt over het gemak waarmee regeringen van allerlei kleur vredesdividend hebben geïnd na de val van de Muur en het einde van het Warschaupact, de Oost Europese tegenhanger van de NAVO.
Toch kom ik nu nog niet verder dan “ogend” omdat er aan het vastleggen van een percentage tevens de nodige nadelen kleven. Mijn fractie zal dan ook pas zijn standpunt bepalen aan het eind van deze beraadslagingen,
Allereerst wil ik vragen wat de waarde is van een norm. Een norm wordt hier uitgedrukt in een percentage van het BBP, maar het zegt niets over de invulling er van. Wat koop je er voor? Hoeveel gevechtskracht?
Defensie hanteerde lange tijd de NAVO-norm van 2%, maar daarin zaten bijvoorbeeld ook de uitgaven voor het pensioen van de militairen die met leeftijdsontslag waren. Anders dan bij overige overheidsdienaren werd het pensioen, net als bij politieke ambtsdragers, betaald uit de lopende begroting.
Je kan een prachtige, zelfs bondgenootschappelijke, norm hebben, maar met tal van vluchtmogelijkheden. Het maakte principieel niet uit welke kleur de regering had. Kunnen de indieners ons overtuigen dat hun norm geheel volgens de bedoelingen van dit wetsvoorstel zal worden toegepast en hoe willen ze dit bereiken?
De vraag is wat een bedrag in euro’s als verplichting, zegt over de besteding er van. Hoe willen de indieners dit met hun wetsvoorstel invullen en secureren? Italië kan bv. snel aan 2% komen als zij ook de pensioenen gaan meetellen. Maar dan schieten we nog niets op.
Een tweede probleem wat mijn fractie heeft met dit wetsvoorstel hangt samen met de fundamentele vraag wat wetgeving eigenlijk beoogt. Waar oorspronkelijk wetgeving vooral was het formeel vastleggen van bestaande algemeen aanvaarde praktijken, de zogenaamde codificatie.
Allengs echter komt er steeds meer wetgeving die doelen vastlegt, of normen stelt die op dat moment nog niet haalbaar zijn. Wetgeving rekent daarmee steeds minder met bestaand draagvlak, maar veeleer met de politieke dynamiek. Op die manier wordt wetgeving subjectiever, haastiger, maar ook dwingender naar burgers en bedrijven die andere opvattingen hebben en wetgeving wordt dus meer omstreden.
Het brengt mij tot de vraag of een bredere heroverweging van wat wetgeving beoogt en bereikt niet uitdrukkelijker aan de orde is dan het doorgaan op de weg van het wettelijk vastleggen van wenselijkheden en normen à la mode.
Daar komt nog iets bij. Een ordentelijke en zorgvuldig opererende samenleving bouwt zijn kracht niet zozeer op wetgeving, maar op een sterk ontwikkeld maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel bij burgers en bedrijven. De vraag laat zich stellen of de oplopende regel- en bemoeizucht van de overheid niet mede tot gevolg heeft dat de burger steeds meer het oplossen van problemen niet zijn taak acht, maar vooral de verantwoordelijkheid van de zo ambitieuze overheid.
Om bij dit wetsvoorstel te blijven, wat is het nut van dit voorstel? Een uitdrukking van gemotiveerdheid voor Defensie? Het tonen van een breed politiek draagvlak? Wordt dit laatste door dit wetsvoorstel vastgelegd, of is deze opvatting straks toch ook onderhevig aan de mode van dan?
Zelfs wetten en regels hebben tegenwoordig de houdbaarheid van verse vis. Ik noem de regelgeving over zonnepanelen, waar nu drie kwart van de mensen met zonnepanelen thuis met een boze kater zit. Ik noem de wet-Hillen over het eigenwoningforfait, die menigeen motiveerde om versneld zijn hypotheek af te lossen, maar die binnen tien jaar na zijn aanvaarding al weer door diezelfde ruime meerderheid zonder verdere verklaring of onderbouwing in de prullenmand werd gegooid, ook daar weer met verbijsterde huiskamers tot gevolg.
Daarom, voorzitter, hoe duurzaam is dit wetsvoorstel? Inderdaad, momenteel is alles bespreekbaar op het gebied van Defensie, vooral dankzij Poetin en Trump. Maar is het daarom niet meer een hype dan een diep gevoeld besef dat onze defensie op orde behoort te zijn? Als er morgen vrede is rond Rusland en in het Midden Oosten, dan gaat toch bij ons onmiddellijk de vlag uit en wordt er geroepen om nieuw vredesdividend? Verwachten de indieners dit ook?
Voorzitter, dan Defensie zelf. Dit wetsvoorstel regelt dus in zekere zin een vrijstelling voor Defensie bij de jaarlijkse begrotingsbesprekingen. Maar regelt dit dan ook de ambitie van de krijgsmacht?
Waarom zouden wij een complete krijgsmacht moeten hebben om ons eigen land te verdedigen? Weer voor 5 dagen zoals in 1940? In een bondgenootschap is taakspecialisatie toch niet meer dan logisch? Hoe bevordert dit wetsvoorstel een meer eigentijdse, meer brandende en meer specifieke militaire ambitie?
Voorzitter, ik concludeer. De fractie van 50PLUS vindt voorliggend wetsvoorstel op zich sympathiek omdat het luid en duidelijk het belang onderstreept van een geloofwaardige defensie. Onze achterban zal nog meer dan die van andere partijen doordrongen zijn van die noodzaak, omdat velen van hen de Tweede Wereldoorlog nog zelf hebben meegemaakt, onder wie ik ook, of zijn opgegroeid in de jaren van herstel daarna.
Tegelijk heb ik de nodige vraagtekens geplaatst bij de effectiviteit van dit voorstel en meer in den brede bij een aantal elementen van moderne wetgeving. Dan bekruipt mijn fractie de twijfel, omdat wij het wetsvoorstel dan veeleer modieus achten en omdat het voorstel, minder dan we zouden willen, zekerheden kan geven voor een bestendige solide Nederlandse defensiepolitiek. We gaan zorgvuldig luisteren naar het antwoord van de indieners.